Vandaag de dag zijn het de Fransen die als eersten de handdoek in de ring gooien en op hun lauweren (mogen) gaan rusten. Franse werknemers gaan gemiddeld op hun 60ste met pensioen, blijkt uit een studie van het Nidi, een instituut dat onderzoek doet naar bevolkingsvraagstukken.

Grieken stoppen er ‘pas’ mee op hun 62ste. Dat is een vol jaar later dan de Belgen en Luxemburgers, die gemiddeld met 61 jaar hun werkschoenen aan de wilgen hangen. Nederlanders gaan gemiddeld met 63,5 jaar met pensioen. Ons land is daarmee een middenmoter onder de OESO-landen, de 30 rijkste industrielanden. Het gemiddelde voor alle OESO-landen samen is een pensioenleeftijd van 65 jaar.

Het Nidi keek naar de maatregelen die verschillende westerse landen nemen om de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden. In de meeste gevallen pakken regeringen dat probleem aan door de pensioenleeftijd te verhogen. Maar een aantal landen, waaronder Polen, verlaagt de pensioenleeftijd in de toekomst juist. In 2060 kan de Pool met 65 jaar met pensioen, nu is dat 66 jaar.

Overigens wil de officiële pensioenleeftijd niet altijd iets zeggen. In Turkije bijvoorbeeld is de pensioenleeftijd 60 jaar, maar houden mensen gemiddeld pas op hun 66-ste op met werken.

Ook in de Verenigde Staten en in Zweden werken mensen langer door. Dat heeft vaak te maken met de karige pensioenen die mensen er krijgen.