Pensioen is een recht, maar moet het daarom ook een plicht zijn?

Stel, je bent 65 en je woont in een fijn koophuis. Sinds je vier kinderen het huis uit zijn, is je paleisje aan de ruime kant, maar je woont er zalig. Dan valt er een dwangbevel van de gemeente op je deurmat. Je huis wordt gevorderd voor een jong gezin met veel kinderen. Onvoorstelbaar? Toch is dat nu precies wat er met je baan gebeurt als je 65 of net wat ouder bent. Als je (leef)tijd gekomen is, moet je vertrekken. Omdat dit in de wet staat, omdat een jonger iemand je baan moet hebben, omdat je te oud zou zijn om te werken.

Ik spreek helaas uit ervaring. Omdat ik dit jaar 66 word, eindigt mijn contract zonder dat opzegging vereist is, staat onomwonden in mijn cao. Mijn baan, waarin ik jarenlang mijn ziel en zaligheid heb gelegd, van de ene dag op de andere deug ik er niet meer voor. Te oud. En als ik dat nou zo zou vóelen, was het een ander verhaal.

Maar in werkelijkheid ben ik nog nooit zo energiek geweest, ik kan en wil nog jaren door. Praten met mijn werkgever over een ander contract heeft geen zin. ‘Er zullen geen AOW-gerechtigden via een dienstverband of anderszins te werk worden gesteld’, bijt de cao mij toe. En in een team met collega’s kom ik meer tot mijn recht dan als zelfstandige.

Mijn baan, van de ene dag op de andere deug ik er niet meer voor. Te oud.

Natuurlijk, dat mensen niet tot in lengte van jaren hoeven te zwoegen voor hun levensonderhoud, zelfs als dat totaal niet meer gaat, is een bewijs van beschaving. Toch is er ook iets vreemds aan de hand in dit land. Dat je als oudere geld krijgt zonder ervoor te hoeven werken, is een sociaal recht. Maar moet het dan ook meteen een plicht zijn?

Vakbonden en politieke partijen als SP en 50Plus zijn mordicus tegen een verder stijgende AOW-leeftijd. Als je iemand een goed inkomen (AOW en pensioen) bezorgt, mag je zijn baan wel afpakken, is kennelijk de gedachte. Een wat al te materialistisch gedachtegoed, als je het mij vraagt. De intrinsieke waarde van je werk, vakmanschap, collega’s en netwerk krijg je er niet mee terug. Werk is zoveel meer dan een middel om aan geld te komen.

Het one size fits all-denken bij pensioenleeftijd is moeilijk te plaatsen in de huidige tijdgeest met zijn aandacht voor arbeidsvoorwaarden op maat en nadruk op het zelfredzame individu. Die pensioen-eenheidsworst dupeert niet alleen de gemotiveerde doorwerker, maar ook de spreekwoordelijke stratenmaker die eerder wil stoppen.

Je kunt zeggen dat ouderen plaats moeten maken voor jongeren. Maar wat is oud? Bij de eerste AOW in 1957 was dat 65 jaar. Anno 2018 is de levensverwachting met meer dan tien jaar toegenomen en qua levensstijl is er sprake van een aardverschuiving. Ging je in de jaren vijftig op je 65ste van je rust genieten in het bejaardenhuis, nu kun je met een beetje geluk en (mantel)zorg als 90-plusser zelfstandig thuis wonen. Dat je, ruim zestig jaar na Drees, op je 66ste te oud bent om te werken, is niet te geloven.

Is er te weinig werk voor iedereen? Dat kunnen we prima anders oplossen. In sectoren met veel arbeidsaanbod, wordt de werkweek korter. De extra privétijd die zo ontstaat is beschikbaar voor de kinderen, vrienden, mantelzorg, hobby en/of studie. Wie wordt daar niet blij van?

Ik zie geen enkele reden om iemand op een vaste leeftijd zijn baan af te pakken. Waarom zou je het menselijk kapitaal van een goed ingewerkte, waardevolle professional voortijdig verspillen? Ja, er moet zeker een goede regeling komen voor mensen met zware beroepen, maar verder gaat wat mij betreft de vaste pensioenleeftijd op de helling. Vervang deze gewoon door een gesprek van werkgever en werknemer over een pensioenpad op maat.

Daar had ik wel een uitnodiging voor gewild.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *